ellauri006.html on line 817: Sinä panet heitä nijncuin cuumaan pädzijn

ellauri033.html on line 336: Charles-Marie-Georges Huysmans (Parijs, 5 februari 1848 – aldaar, 12 mei 1907) was een Frans auteur. Huysmans werd geboren uit een Franse moeder en een Nederlandse vader; zijn grootvader was tekenleraar aan de Militaire Academie in Breda en stamde uit een Zuid-Nederlands geslacht van schilders. Om zijn Nederlandse afkomst te onderstrepen publiceerde de auteur onder de naam Joris-Karl Huysmans.
ellauri033.html on line 338: Na de vernederingen en de smart van zijn jeugd (gemarkeerd door het tweede huwelijk van zijn moeder met de protestantse zakenman Jules Og), ving hij een ambtenaarsloopbaan aan die dertig jaar zou duren.
ellauri033.html on line 340: Hij publiceerde in 1874 in eigen beheer de gedichtenbundel Le drageoir à épices. De heruitgave van het jaar daarop verscheen onder een gewijzigde titel, Le drageoir aux épices. Dankzij zijn artikel over L´Assommoir en een roman, Les Sœurs Vatard (1879), won hij Émile Zola voor zich. Hij leverde een bijdrage aan de bundel Les Soirées de Médan (1880), die het manifest wordt van de naturalistische literatuur. Zijn werken schetsen het beeld van een grijs, banaal en alledaags bestaan, zoals in En ménage (1881) en À vau-l´eau (1882), waarbij hij blijk geeft van pessimisme en van zijn weerzin voor een moderne, door "janhagel en zwakhoofdigen" bevolkte wereld.
ellauri033.html on line 342: In 1884 keerde hij Zola de rug toe met de publicatie van zijn roman À rebours (Tegen de keer). Dankzij Mario Praz´ beroemde studie The romantic Agony is deze roman bekend geraakt als de bijbel van het decadentisme.
ellauri033.html on line 344: In 1891 publiceerde hij de satanische roman Là-bas (Uit de diepte), rond het historische personage Gilles de Rais. Een hoofdpersonage uit deze roman weerspiegelt eveneens Huysmans´ persoonlijke evolutie; een satanische wording, waar occultisme en sensualiteit voorafgaan aan zijn bekering tot het christelijke geloof (La Cathédrale (1898) en L´Oblat, (1903)) waartoe esthetische overdenkingen hem brengen. Vanaf dan zouden alleen nog maar rooms-katholiek geïnspireerde werken verschijnen.
ellauri033.html on line 346: Onder zijn "katholieke" romans: L´Oblat, gebaseerd op zijn eigen toetreding als oblaat van de benedictijnen, en later Les foules de Lourdes (De menigten van Lourdes) over Maria en de wonderen in Lourdes, waar Huysmans indirect afrekent met Émile Zola en diens boek Lourdes (1894). Daarnaast herschreef hij in tijdschriftartikelen het leven van Lidwina van Schiedam. Dit leidde tot een heropleving van de verering van deze heilige. Als dank hiervoor heeft het Schiedamse gemeentebestuur een straat naar hem genoemd. Huysmans stierf als volledig ingetreden kloosterling in de pij van een benedictijner broeder aan de gevolgen van long- en botkanker, veroorzaakt door zijn jarenlange kettingroken.
ellauri254.html on line 118:
We zijn allemaal Trotskisten

ellauri398.html on line 270: zijn_dochters_Rijksmuseum_SK-A-4866.jpeg/500px-Lot_en_zijn_dochters_Rijksmuseum_SK-A-4866.jpeg" width="70%" />
xxx/ellauri123.html on line 370: Friedrich Weinreb (ook Fryderyk, Frederik of Freek Weinreb; Lemberg, het huidige Lviv, 18 november 1910 – Zürich, 19 oktober 1988) was een joods-chassidische verteller, schrijver en econoom. Hij was het onderwerp van de zogenoemde Weinreb-affaire rond zijn activiteiten als duits collaborateur en vermeend jodenhelper tijdens de tweede wereldoorlog.
xxx/ellauri123.html on line 1143:
Alfred de fucking Appel en zijn leven

xxx/ellauri202.html on line 186: Vooral tegen het einde van zijn leven wordt Gide een steeds raardere, egocentrische snuiter, zo iemand die op grond van zijn verleden te beroemd is geworden en daardoor te weinig tegengas krijgt.

xxx/ellauri281.html on line 274: Simon van Cyrene was vermoedelijk een Jood uit de diaspora (verstrooiing). Hij kwam uit Cyrene, een Romeinse kolonie in Noord-Afrika, waar een joodse gemeenschap was. De Hebreeuwse naam Simon is een aanwijzing dat hij waarschijnlijk van joodse afkomst was. Het evangelie volgens Marcus is de enige die zijn zonen Alexander en Rufus noemt (een Griekse respectievelijk Romeinse naam). In bijbelcommentaren wordt vaak gezegd dat deze Rufus dezelfde zou kunnen zijn als de Rufus die Paulus noemt in Romeinen 16:13. Kennelijk waren Rufus en Alexander bekenden voor de gemeente waarvoor Marcus schreef, omdat hij zijn lezers denkt herkenbare informatie te geven door hen te noemen als de zonen van Simon. Geleerden speculeren daarom dat deze zonen en misschien Simon zelf later tot het christendom zijn bekeerd.
13